bn. bw. (-er, -st),
1. voldaan, niet meer begerende : hij is met alles tevreden ; hij is tevreden met hetgeen hij heeft;
2. genoegen nemende (met): ik ben er mee tevreden, ik vind het goed, ik heb er niets tegen ;
3. het in een bepaling genoemde als goed of genoegzaam aanvaardende of er mee ingenomen : ik ben over u tevreden ; hij was tevreden over de voortgang van ’t werk ;
4. (Zuidn. purisme voor content) in zijn schik, vergenoegd, blij : gij moogt tevreden zijn dat het niet erger is.