(riep terug, heeft teruggeroepen),
1. door roepen wederom doen komen naar of op de plaats vanwaar iem. tevoren vertrokken is: roep de postbode eens terug, deze brief is verkeerd bezorgd ; — last geven de ingenomen post te verlaten: Rusland heeft zijn gezant uit Canada teruggeroepen ; — (fig.) iem. iets in het geheugen terugroepen, doen herinneren; een bewusteloze in het leven terugroepen;
2. (van uitvoerende kunstenaars en derg.) door toejuichingen bewegen om zich opnieuw aan het publiek te vertonen: een daverend applaus riep de pianiste driemaal op het podium terug;
3. als antwoord roepen: ,,hou je mond!” riep ze terug.