Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Taxeren

betekenis & definitie

(taxeerde, heeft getaxeerd), (<Fr.),

1. de waarde van iets begroten, ramen, schatten: iets hoog, laag taxeren; meubelen, huizen taxeren; de schade taxeren;
2. met betr. tot een bedrag, een hoeveelheid, een afstand, een tijdsduur enz.: ramen, schatten: ik taxeer de afstand op een meter of dertig; — ook van personen met betr. tot hun vermogen of inkomen, en tot hun ouderdom, lengte, gewicht enz.: men taxeert hem algemeen op een paar ton; hoe oud zou hij wezen? ik taxeer hem op 45.
3. (oneig.) van personen of zaken met betr. tot hun zedelijke of geestelijke waarde: iem. naar verdienste, iem. hoog taxeren.
4. (Zuidn.) belasten.