Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Studeren

betekenis & definitie

(studeerde, heeft gestudeerd),

1. (onoverg.) zich toeleggen op iets, zijn best op iets doen, zich beijveren: ik geloof dat je er op studeert, iedereen, onaangenaamheden te zeggen; — op iets studeren, het bestuderen: op een preek studeren;
2. (veelal oneig.) peinzen, denken over: daar moet ik eerst nog op studeren; hij studeert op de middelen, hier vandaan te komen;
3. zich met iets, inz. met een vak van wetenschap of kunst bezighouden om er (verder) in door te dringen: (onoverg.) veel studeren; zich ziek studeren; voor een examen studeren; — (overg.) geologie studeren;
4. (muz.) zich praktisch in de muziek oefenen: piano studeren; in geen drie dagen had ze gestudeerd;
5. een zekere leergang of studie volgen, bep. aan een universiteit, student zijn: hij heeft in Leiden, in Gent gestudeerd; zijn zoon laten studeren; de studerende jeugd; in de talen, in de letteren, in de medicijnen studeren; Italiaans, Nederlands studeren; studeren voor ingenieur.