bw.,
1. (veroud.) aanstonds, dadelijk, onverwijld : zijn scherpe blik had de fopperij straks ontdekt;
2. (niet meer gewoon) vervolgens : eerst een gefluister, dan een gemompel, straks een gejuich;
3. spoedig, over korte tijd : ik kom straks ; tot straks! gewoon bij een afscheid voor zeer korte tijd;
4. zo even, korte tijd geleden : hij was straks hier ; ik had het je straks al willen vertellen.