Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STILLEN

betekenis & definitie

(stilde, heeft en is gestild),

1. (overg.; vero., dicht.) tot stilstand brengen, inz. doen ophouden met

vloeien, stelpen: het bloed stillen;

2. (overg.) doen ophouden, inz. met betr. tot een geluid: een klein kind stillen;
3. (overg.) tot kalmte, tot rust brengen; bevredigen: dat begrijp ik, antwoordde ze, enigszins gestild door zijn kalme stem; zijn honger, (minder gewoon) zijn dorst stillen; zijn nieuwsgierigheid stillen; iemands toorn, woede, zijn wraak stillen;
4. (onoverg.) stil worden, tot rust, tot kalmte komen: toen de grimmigheid van de koning Ahasveros gestild was (Esther 2 : 1); het weer, de zee stilt.