1. heimelijk wegnemen om zich wederrechtelijk toe te eigenen (wanneer men het niet wegneemt, doch onder zich heeft en zich dan toeëigent, verduistert men): gij zult niet stelen, het achtste gebod; gestolen goederen; haar juwelen zijn gestolen; — zij stelen als raven, alles wat zij maar machtig kunnen worden; — <spr.) die eens steelt, is altijd een dief, als men eenmaal oneerlijk gehandeld heeft, is men voorgoed zijn naam van eerlijk man kwijt; — fig.: iemands hart stelen, zijn genegenheid winnen; — iemands eer en goede naam stelen, hem belasteren, in opspraak brengen; — dat kind is om te stelen, het is bijzonder lief en aardig; zij was in die rol om te stelen, bijzonder goed en lief speelde zij die; — zij heeft hem de liefde van zijn vader gestolen, hem daarin verdrongen; — (Zuidn.) iem. de woorden uit de mond stelen, zeggen wat hij meende te zeggen; — (Zuidn.) iets niet gestolen hebben, iets, vooral iets onaangenaams, wel verdiend hebben: hij heet van Houwegem, en hij heeft zijn naam niet gestolen; — hij kan me gestolen worden, ik kan hem missen als kiespijn; — (Zuidn.) gij kunt me fijn gestolen worden, ik lach u wat uit, ik geef de brui van u;
2. zich eens anders gezegden of gedachten toeëigenen; ontlenen uit een ander boek en voor eigen werk laten doorgaan: die schrijver steelt bijna alles;
3. (van een kus) die ongevraagd en onverwacht, min of meer tersluiks nemen: ik stal haastig een zoen;
4. (zeew.) onderscheppen: de achterzeilen stelen de wind uit de voorzeilen.
II. (steelde, heeft gesteeld), van de stelen ontdoen: kersen stelen voor de inmaak.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk