(staafde, heeft gestaafd),
1. bevestigen, bekrachtigen: iets met getuigen, met een eed staven;
2. aan iets getrouw blijven, het in stand houden: de rechten van de kroon staven;
3. sterken, krachtiger maken : ’t goed vertrouwen wordt gestaafd ;
4. bewijzen, aantonen dat iets werkelijk is of zo is, of dat het is als beweerd wordt: zijn recht op iets staven ; iets met bewijzen staven;
5. steunen : zij staafden haar bede.