Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

STANDJE

betekenis & definitie

o. (-s),

1. wijze waarop iem. staat, houding ;
2. oploop van nieuwsgierigen bij het een of ander geruchtmakend voorval, inz. bij een twist of ruzie;
3. ruzie, herrie, kabaal: standjes tussen studenten en de burgerij ; met haar had hij steeds hevige standjes ;
4. berisping, verwijt: een standje krijgen ; iem. een standje maken, schoppen;
5. luidruchtig, druk, zenuwachtig, prikkelbaar, opvliegend persoon : het is me een standje ; een opgewonden, een vrolijk standje;
6. positie, middel van bestaan : hij was werkloos en at van zijn vrouw’s standje ; dat is daar een goed standje; — vand. (kring van) belangen: ieder spreekt voor zijn standje.