(-er, -st), het tegenw. deelw. als bn. gebruikt, inz.
1. sterk uitkomend, zich levendig aftekenend: sprekende kleuren; een sprekende karaktertrek; een sprekende gelijkenis; dat kind gelijkt sprekend op zijn moeder, is haar evenbeeld; hij is het sprekend, de gelijkenis (van het portret) is opvallend; een sprekend portret.
2. wat duidelijk tot het begrip spreekt, klaar, onweerlegbaar: een sprekend bewijs; een sprekend getuigenis.
3. met veel uitdrukking: sprekende ogen.
4. een sprekend wapen, een wapen dat de naam der familie, die het wapen voert, aangeeft.