Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

SPIEGEL

betekenis & definitie

m. (-s),

1. voorwerp van metaal met een gepolijste oppervlakte of van glas met een praeparaat daarachter dat door terugkaatsing beelden vormt van de voorwerpen die zich er tegenover bevinden : vlakke, holle, bolle spiegels ; een metalen, zilveren spiegel; — inz. verfoelied glas; in de spiegel kijken; de hele dag staat zij voor de spiegel; blinken als een spiegel; — iem. een spiegel voorhouden, hem het verkeerde van zijn gedrag laten zien ;
2. voorbeeld : laat hij u tot spiegel dienen, volg zijn voorbeeld na;
3. afspiegeling, spiegelbeeld : de ogen zijn de spiegels der ziel, de ogen openbaren wat in het gemoed omgaat; de wereld is een spiegel der Goddelijke wijsheid;
4. beelden terugkaatsend watervlak; spiegelgladde oppervlakte : de spiegel der zee; — groene spiegel, uitgelaagd regelmatig grasperk met opstaande kanten en een omlijsting van bloemen ;
5. (bouwk.) omlijst vlak: met spiegel bewerkte boom, boom die met paneelwerk betimmerd is ;
6. het vlakke gedeelte boven de achtersteven van sommige soorten van schepen : de oude oorlogsschepen hadden fraai bewerkte spiegels; men bouwt thans jachten met platte spiegel;
7. de onbewerkte ondergrond van voor- en achtervlak van een munt;
8. (mach.) vlak gepolijst onderdeel waarover een ander onderdeel heen en weer glijdt;
9. glad vlak aan een gekloofde diamant;
10. gladgeschaafde voorzijde van een kist (inz. een theekist) waarop de merken worden aangebracht; — ook in toepassing op een los merk dat over die voorzijde wordt geplakt;
11. (mil.) schijf in een granaatkartets, die de buskruitkamer van de kogels scheidt en bij de ontploffing de kogels voortstuwt;
12. (drukk.) drukspiegel: — (courant) rekening-courant van de inhoud van een dag- of weekblad, wat liet aantal regels betreft: voor de spiegels heeft men thans gedrukte formulieren;
13. bovenste laag van een kistje sigaren;
14. vierhoekige opening tussen kruisarmen van een rad, waardoor de as of spil loopt;
15. plek met afwijkende beharing of kleur; — op de achterdelen van herkauwende dieren, b.v. bij reeën, en inz. bij koeien de melkspiegel: vroeger leidde men uit de lengte van de spiegel de melkrijkdom van de koe af; — rond doorschijnend vlakje op de voorvleugels van sommige krekels, waarlangs zij bij het sjirpen met de achterpoten strijken ; — (bij vogels) plek op de vleugel door de eigenaardige kleur en tekening der armpennen gevormd ;
16. glinsterende mergstraal in hout;
17. (jag.) oog van viervoetig wild;
18. (geneesk.) als verkorting van suikerspiegel (zie ald.).