m., SPEELSTER, v. (-s),
1. die een spel als ontspanning beoefent; — lid van een ploeg die een sportief spel beoefent: een van de spelers moest het veld verlaten; iem. met betr. tot zijn kwaliteiten in het spel: een sterke speler;
2. die verslaafd is aan kansspelen;
3. iem. die toneel speelt; — iem. die of voor zover hij muziek maakt: ik ben geen groot speler.