Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Socrates

betekenis & definitie

Gr. Sokra'tes, beroemdste philosoof der Oudheid (469—399), zoon van Sophroniskos, beeldhouwer te Athene, en Phainare'te, een vroedvrouw. In de Peloponncsische oorlog vocht hij dapper mee, redde o.a. bij Potidae'a Alcibi'ades het leven.

Hij is de grondlegger van een nieuw tijdperk in de philosofle, de vader van de ethica en van de leer der begrippen. Hij heeft zelf niets geschreven; zijn leer kent men alleen uit de geschriften van zijn leerlingen, vooral Plato en Xenophon. Hij stelde geen theorieën op, maar met ieder die hij ontmoette, met jong en oud, arm en rijk, knoopte hij gesprekken aan en klom al vragende op van het bijzondere tot het algemene, van het eenvoudige tot het ingewikkelde, van het concrete tot het abstracte (Socratische leerwijze). Later beschuldigd, dat hij niet aan de goden van de staat geloofde, en de jeugd bedierf, werd hij ter dood veroordeeld en dronk in de kerker, te midden van zijn trouwe vrienden, de giftbeker (zijn dood is door Plato beschreven in de Phaedo). Zijn vrouw was Xanthippe.