Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

SLINGEREN

betekenis & definitie

(slingerde, heeft en is geslingerd),

1. (onoverg.) zich heen en weer bewegen om een rustpunt waarvan het ene einde van het bewegende voorwerp (door de werking der zwaartekracht) steeds even ver verwijderd blijft, zwaaien: de slinger slingert;een slingerende beweging; — (in vrijere toepassing) zich onregelmatig heen en weer bewegen of aldus voortbewegen: hij slingert als een beschonkene;
2. (overg.) een zwaaiende beweging doen maken; (van het gemoed, een stemming enz.): door vrees en hoop geslingerd worden, beurtelings vrezen en hopen; — met een zwaai wegwerpen: ze slingerden de lege flessen door het vertrek; (fig.) de banvloek naar iem. slingeren; — het schip werd door de storm her- en derwaarts geslingerd; de golven slingerden (sloegen) het schip tegen de rots;
3. (onoverg.) (van een varend schip) bewegingen om de lengteas maken: is de richting waarin de golfbeweging zich voortplant loodrecht op het langscheepse vlak, dan gaat het schip slingeren;
4. (onoverg.) met iets slingeren, die zaak een zwaaiende of heen en weer gaande beweging doen maken: de jongens hingen aan de dakgoot en slingerden en spartelden met hun benen;
5. (onoverg.) doelloos heen en weer lopen of trekken: moe van haar slingeren en reizen was zij eindelijk in Den Haag teruggekomen;
6. (onoverg.) nu hier, dan daar op een willekeurige plaats neergelegd of neergeworpen zijn: rommel die op tafel was komen te slingeren; zijn boeken laten slingeren, niet op een vaste plaats bewaren;
7. (onoverg.) de vorm van een slinger hebben, zich in de vorm van een slinger uitstrekken: een beekje slingerde door het veld; over de tafel slingerde een tak van druiven en roze rozen; smalle paden slingeren door het kreupelhout;
8. (overg.) de vorm van een slinger geven aan, in de vorm van een slinger leiden of vasthechten: zij slingerde haar arm om zijn nek ; een tomv rond een paal slingeren ; — de klimop slingert zich om de boom; Insulinde dat zich daar slingert om de evenaar als een gordel van smaragd; 9. (overg.) met een slinger (7.) voortbewegen, werpen: een steen over de kerk slingeren;
10. (overg.) honing slingeren, die met een slingermachine uit de raat halen.