Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schuldig

betekenis & definitie

bn. (-er, -st),

1. verschuldigd, verplicht, gehouden tot wat het oorzakelijk voorwerp noemt: iem. achting, gehoorzaamheid schuldig zijn; iem. de schuldige eer bewijzen, weigeren;
2. verplicht te voldoen wat een bep. noemt, verplicht te betalen : hij is hem geld schuldig ; hoeveel ben ik u schuldig ?hij bleef hem het antwoord schuldig, hij kon hem geen antwoord geven ; — (fig.) iem. niets schuldig blijven, niet bij hem achterblijven, hem met gelijke munt betalen ; — des doods schuldig, de dood verdiend hebbende;
3. schuld (4. en 5.) hebbende, een begane overtreding of tekortkoming tot zijn last hebbende : hij is schuldig, hij heeft de misdaad begaan ; de rechter heeft hem schuldig verklaard; het schuldig over iem. uitspreken ; aan iets schuldig zijn;
4. van den aard van een schuld, zondig : schuldige liefde ; een schuldig leven;
5. waartoe men gehouden is; thans alleen nog in de tautologische verb. schuldige plicht.