m. (-en),
1. gebouw waar toneelvoorstellingen worden gegeven, theater ; de Koninklijke schouwburg in Den Haag ; — bep. met gedachte aan de opvoering : een kaartje voor de schouwburg; ik ga eens in de week naar de schouwburg, een toneelvoorstelling bijwonen;
2. de in het theater aanwezige toeschouwers, publiek : de gehele schouwburg juichte het nieuwe stuk toe.