Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schepen

betekenis & definitie

I. SCHEPEN

m. (-en),
1. (oudt.) stedelijk overheidspersoon, lid van het met bestuur en wetgeving, ten dele ook met rechtspraak belaste college ; — (spr.) de jongste schepen wijst het vonnis, de jongeren, de kinderen willen het altijd beter weten, hebben het hoogste woord; — 2. (Zuidn.) wethouder.

II. SCHEPEN (scheepte, heeft en is gescheept),

1. aan boord van een schip brengen, inschepen ;
2. scheepgaan ; — (spr.) wie met de duivel gescheept is, moet wel met hem over.