Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Schaakspel

betekenis & definitie

o.,

1. spel dat met 2 x 16 plastische figuren van verschillende soort op een bord met 64 vakken gespeeld wordt en waarbij het doel is de ,,koning” genaamde figuur van de tegenpartij te nemen; het spelen van schaak;
2. (fig.) strijd van zet en tegenzet, ingewikkelde, overleg eisende strijd: een militair schaakspel;
3. (-len), al de stukken waarmee het onder 1. genoemde spel gespeeld wordt: een ivoren, benen, houten schaakspel.