Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Raai

betekenis & definitie

I. RAAI

(<Fr.), v. (-en),

1. (waterb.) richtingslijn, in het water uitgezette lijn ; in ’t bijz.: denkbeeldige lijn loodrecht staande op de richting van e. dijk of het strand : bij de grote rivieren zijn op regelmatige afstanden vaste raaien uitgezet met behulp van stenen paaltjes, de z.g. hectometer- en kilometerraaien;
2. (veend.) greppel in het hoogveen (voor de ontwatering): het veen langs de raaien afsteken.

II. RAAI

m., (plantk.)
1. (gew.) grashalm ; — vandaar ook als ben. voor versch. grassoorten met een in ’t oog vallende halm, als b.v. de veldgerst (Hordeum secalinum) en het kamgras (Cynosurus cristatus);
2. smalbladige hennepnetel (Galeopsis Ladanum), met vrij grote bloemkroon, lichtpurper van kleur, de bovenlip iets getand.

III. RAAI

o. g. mv., (gew.) zaaigras.