Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ra

betekenis & definitie

I. RA

v. (raas), (scheepst.) lange, ronde spier, kruisgewijs aan een mast of steng hangend en dienend om een zeil op te houden, welks bovenzijde er aan verbonden wordt: de vierkante zeilen worden altoos zodanig aangeslagen, dat de lijken tegen de raas aankomen; de grote ra, de onderra van de grote mast, waaraan het grootzeil bevestigd wordt; de ra(as) int kruis zetten, ze zo stellen dat ze een rechte hoek maken met de kiel van het schip ; de blinde ra, ra die onder de boegspriet gehesen wordt om het want der lijzeilspieren van de kluivers op te houden; — (zegsw.) zijn ra is lam geschoten, zijn kracht, zijn energie is gebroken ; — van de ra vallen, eertijds een zware straf aan boord ; — hij laat hem geducht van de ra lopen, geeft hem er geducht van langs, haalt hem duchtig door.

II. RA tw., bijna uitsluitend in de verdubbeling ra ra, die ook als één woord geschreven wordt; verkorting van raad, geb. wijs enk. van raden: de meeste raadsels eindigen met ra, ra, wat is dat ? III. RA (myth.) oud-Egyptische zonnegod.