Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Procureur

betekenis & definitie

(Fr.), m. (-s),

1. iemand die in rechte, inz. in burgerlijke zaken, de gedingvoerende partijen vertegenwoordigt zonder als raadsman op te treden (in België: pleitbezorger): vóór 1879 was het ambt van procureur niet verenigbaar met dat van advocaat; praktisch is iedere advocaat thans procureur;
2. (België) procureur des Konings, officier van justitie; — tijdens het Koninkrijk Holland werd de officier van justitie procureur des konings genoemd.