Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Permanent

betekenis & definitie

(<Fr.), bn. bw.,

1. duurzaam, niet tijdelijk: permanente wegen;
2. voortdurend, steeds doorgaande, aanhoudend: die permanente droogte deed veel schade aan de landbouw; — zich permanent verklaren, niet uitééngaan (inz. van lands-, gewestelijke of gemeentevergaderingen); — permanente commissie, die niet telkens veranderd of vernieuwd wordt; — permanente tentoonstelling van schooluitgaven; — permanent Hof van Arbitrage; — permanente belasting, belasting welke voortdurend op een constructiedeel aanwezig is, b.v. eigen gewicht; — wij hebben permanent last van onze buren;
3. blijvend, niet veranderend; permanente gassen, die niet tot een vloeistof verdicht kunnen worden: zuurstof gold vroeger als een permanent gas; — permanente kleuren, die in zon en lucht niet verkleuren.