(peinsde, heeft gepeinsd), (<Lat.),
1. denken aan of over iets of iem.: ik mag er niet op peinzen ; over de bezwaren hoeft men niet lang te peinzen; — (scherts.) hij peinst waar de deur moet komen, gezegd van iem. die in gedachten verzonken is ;
2. diep nadenken, in gedachten verzonken zijn: altijd nog peinst hij over het verlies van zijn geliefden;
3. (Zuidn.) een mening omtrent iets koesteren: ik peins dat hij ziek is.