Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Paraat

betekenis & definitie

(<Lat.), bn. bw.,

1. vaardig, gereed: paraat zitten, gereed zitten, (ook) mooi aangekleed, opgepronkt klaar zitten; — paraat houden; — parate kennis, waarvan men op elk ogenblik terstond zich kan bedienen;
2. (rechtst.) parate executie, dadelijke uitwinning door tenuitvoerlegging van een vonnis.