Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Overtuigen

betekenis & definitie

(overtuigde, heeft overtuigd),

1. iemand van iets overtuigen, het bewijs leveren dat de tegen hem ingebrachte beschuldiging juist is;
2. door overreding, klem van woorden enz. iem. iets doen geloven: iem. van de waarheid overtuigen; — zich van iets met eigen ogen overtuigen, zichzelf zekerheid daaromtrent verschaffen;
3. door klem van redenen tot erkentenis van ongelijk of tot het aannemen van iets brengen : hij was niet te overtuigen;
4. van iets overtuigd zijn, er verzekerd van zijn, er niet aan twijfelen; — ik houd mij overtuigd, ik geloof stellig; daarvan ben ik overtuigd, daaraan behoef ik niet te twijfelen.