Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Overheid

betekenis & definitie

v. (...heden),

1. macht, gezag: de overheid is van God ingegeven (Schimmel);
2. lichaam waarbij het openbaar gezag berust: de geestelijke, de wereldlijke, burgerlijke overheid; de wettige overheden;
3. (vooral in Z.-Ned.) (mv.) college van personen aan wie in staat of stad enig gezag is opgedragen; autoriteiten; — (ook) superieuren.