bn. bw.,
I. bw., in de dwarste, schuin: rasterwerk, overdwars bespijkerd; het papier overdwars nemen, dwars voor zich; — iem. overdwars aanzien, eig. van ter zijde, fig. afgunstig of met minachting;
II. bn.,
1. in de dwarste geplaatst: overdwarse schotten;
2. zich in dwarse richting bewegend of zo verlopend: een overdwarse doorsnede.