v. (-s),
1. bevel, last, lastgeving: ik heb order gegeven... ; wat is er van uw orders? wat belieft u? ; ik ben tot uw orders, ik ben tot uw dienst bereid ; — tot nader order uitstellen, voorlopig ;
2. (kooph.) opdracht om te leveren, bestelling: volgens order zend ik u; orders opnemen ;
3. (kooph.) aanwijzing van de persoon aan wie de uitbetaling geschieden moet: voor mij aan de heer N.N. of order, of aan degene die hem vervangt.