(vijzelde op, heeft opgevijzeld),
1. met een of meer vijzels opwinden, in de hoogte brengen:
2. (oneig.) overmatig prijzen, tot in de wolken verheffen : zij vijzelen alles erg op, wat hun familie betreft;
3. met vijzels in een bep. richting schuiven, b.v. het van elkaar schuiven van balen in een scheepslading om meer ruimte te krijgen.