Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Opvatten

betekenis & definitie

(vatte op, heeft opgevat),

1. vatten en in de hoogte heffen, opnemen : iets van de grond opvatten ; —een steek opvatten, opnemen (onder het breien); — de pen opvatten, gaan schrijven; — de wapenen opvatten, naar de wapens grijpen; — vandaar: het voor iem. opvatten, hem verdedigen;
2. (w. g.) gevangen nemen: hij had een der toeschouwers laten opvatten en ophangen ;
3. aanpakken, op zich nemen: de opgevatte taak;
4. weer ter hand nemen: de studie weer opvatten; —de draad van het gesprek weer opvatten, het vervolgen waar het was blijven steken ;
5. besluiten tot, zich voornemen: het oude plan werd weer opgevat;
6. gaan koesteren: een haat tegen iem. opvatten; liefde voor iem. opvatten;
7. (van een mening enz.) aanvaarden, tot de zijne maken: een gunstig denkbeeld van iem. opvatten ;
8. op een bep. wijze beschouwen, beoordelen, uitleggen : je moet dat zo niet opvatten; — iets wel, kwalijk opvatten, er gunstig, ongunstig over oordelen; zij vatte haar rol goed op ; een woord in de goede zin opvatten.