Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Opperen

betekenis & definitie

I. OPPEREN

(opperde, heeft geopperd), (het hooi) aan oppers zetten.

II. OPPEREN (opperde, heeft geopperd),

1. schuilen tegen de wind : we moeten opperen;
2. beschutten tegen de wind: die bovenwal oppert een beetje.

III. OPPEREN (opperde, heeft geopperd), in het midden, te berde brengen, aanvoeren: bezwaren, twijfel opperen ; — voorstellen : een plan, een denkbeeld opperen. IV. OPPEREN (opperde, heeft geopperd), (mets.) als opperman werkzaam zijn.