I. OPPEREN
(opperde, heeft geopperd), (het hooi) aan oppers zetten.
II. OPPEREN (opperde, heeft geopperd),
1. schuilen tegen de wind : we moeten opperen;
2. beschutten tegen de wind: die bovenwal oppert een beetje.
III. OPPEREN (opperde, heeft geopperd), in het midden, te berde brengen, aanvoeren: bezwaren, twijfel opperen ; — voorstellen : een plan, een denkbeeld opperen. IV. OPPEREN (opperde, heeft geopperd), (mets.) als opperman werkzaam zijn.