Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Oplichten

betekenis & definitie

I. OPLICHTEN

(lichtte op, is opgelicht), lichter worden: de verf zal mettertijd nog wel wat oplichten; — (van het weer) opklaren: wat een vreselijk weer! maar het begint nu toch wat op te lichten ; — (fig.) spoedig lichtte zijn gelaat op, werd vriendelijker [Opm. Een germ. is oplichten in de zin van: beginnen licht te geven, bep. fluoresceren].

II. OPLICHTEN (lichtte op, heeft opgelicht),

1. in de hoogte lichten, optillen, opheffen : iets van de grond oplichten ; een stok oplichten (om er mee te slaan);
2. (van zaken die aan een zijde bevestigd zijn) het losse gedeelte optillen, een weinig omhoog heffen: licht het gordijn eens iuat op ; een deksel oplichten ; — (fig.) een tip van de sluier oplichten, een gedeelte der verborgen waarheid doen kennen ; —
3. met geweld wegvoeren, inz. bij verrassing, ontvoeren : een patrouille oplichten ; ‘s nachts werden zij opgelicht en weggevoerd; een meisje oplichten;
4. bedriegen,, beetnemen, iem. geld of goed afhandig maken: iem. voor f 1000 oplichten (vgl. Oplichting);
5. (onoverg.) (w.g.) verlichting geven: die stoelgang licht op.