(helderde op, heeft en is opgehelderd),
1. (onoverg.) een nieuwe glans krijgen: je moet de tafel met warme doeken opwrijven, daarvan zal zij ophelderen; weer helder of helderder worden: de ruiten, de spiegel is goed opgehelderd ; — het weer, de lucht heldert op,de wolken verminderen ; — (fig.) zijn gelaat helderde daarvan op, hij werd opgeruimder, keek vrolijker;
2. (overg.) toelichten, verduidelijken, verklaren: iets raadselachtigs ophelderen; iets met een voorbeeld ophelderen; een misverstand ophelderen, uit de weg ruimen; — mijn gedrag zal ik ophelderen, de verklaring van mijn gedrag zal ik geven.