Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Opdringen

betekenis & definitie

(drong op, heeft en is opgedrongen),

1. (onoverg.) zich met kracht een weg naar boven banen: ondanks het hevige geweervuur drongen onze troepen de hoogte op; de boze woorden die bij de geringste aanleiding opdrongen naar zijn lippen; — (wederk.) zich opdringen

(van gedachten, herinneringen enz.) met kracht oprijzen, voor de verbeelding komen;

2. (onoverg.) dringende zich in een bep. (niet-verticale richting) bewegen: de mensenmassa drong hoe langer hoe meer op; hij drong op, alsof er honderden mensen na hem kwamen;
3. (overg.) in een bep. richting dringen, opdrijven; (inz. van personen) naar voren drijven: de achtersten drongen de voorsten al maar op, zodat ten slotte geen weerhouden mogelijk was;
4. iem. iets opdringen,

a) hem door drang, tegen zijn zin iets opleggen, hem iets doen aannemen: het opgedrongen juk; ik wilde geen geschenk van hem aannemen, maar hij drong het mij op; iem. zijn overtuiging opdringen; vriendschap laat zich niet opdringen; iem. zijn gezelschap opdringen, hem tegen zijn zin gezelschap houden; zich aan iem. opdringen, op onbescheiden of lastige wijze iemands gezelschap zoeken of hem van dienst willen zijn; b) hem door drang iets doen opeten: als hij geen trek heeft, moet je het hem niet opdringen; c) hem met aandrang of klem van redenen iets doen geloven; hem iets wijsmaken: hij wist zichzelf altijd op te dringen, dat er nooit een ander besluit werd genomen dan hetgeen hij aan de hand gedaan .