1. naar boven omslaan en daar vastbinden: het haar opbinden; bij een paard de staart opbinden;
2. tot steun aan iets vastbinden: rozen opbinden; een wingerd opbinden;
3. een kledingstuk, een deel van een uitrusting enz. van boven of ter juister plaatse vastbinden: ik moet mijn rok even opbinden, hij begint te zakken; ik moet eerst mijn schaatsen wat opbinden; — (fig., gemeenz.) iem. de broek opbinden, hem narijden of tot zijn plicht aansporen;
4. toe-, samenbinden: de andijvie moet opgebonden worden; — het koren opbinden, in schoven binden; — (drukk.) de losstaande bladzijden of stukken met een dun sterk touw omwinden en tot een samenhangend geheel maken, voor het trekken van de eerste drukproeven: het zetsel aan stukken opbinden, tgov. opmaken;
5. (Zuidn.) iem. iets opbinden, hem iets wijsmaken.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk