o. (-s), verkl. van Oord (II), in N.-Ned., waar het verband met het grondwoord zo goed als niet meer wordt gevoeld, meestal oortje geschreven; (zegsw.) hij kijkt of hij zijn laatste oord je versnoept heeft, hij zet een bedremmeld gezicht; — (Zuidn.) hij zou een oordje in vieren bijten, hij is zeer vrekkig : — (Zuidn.) ieder oordje brengt zijn gierigheid mee, hoe rijker hoe gieriger; —om een oordje wedden; — geen oordje waard zijn; — (fig.) hij ligt daar voor een oordje thuis, eig. hij is daar voor weinig geld in de kost; vandaar: hij heeft daar weinig te zeggen; — dat kan me geen oordje schelen, geen zier.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk