bn. bw. (-er, -st),
1. niet waardig, niet verdienende wat in een bepaling is uitgedrukt: een gevallen volk, dat de vrijheid onwaardig is ; hij is een dronkaard, een deugniet, haar (harer) geheel onwaardig ; hij is de naam van mens onwaardig ; onwaardig om erfgenaam te zijn, van de erfenis uitgesloten zijn in de door de wet bepaalde gevallen (b.v. die de overledene heeft omgebracht) ; — bw.: onwaardig optreden, handelen;
2. geen achting genietende noch verdienende, verachtelijk: hij ivas veracht en de onwaardigste onder de mensen;
3. (van zaken) geen waarde hebbende: Cats heeft de lier gespannen ter ere van veeltijds onwaardige onderwerpen.