bn. bw. (-er, -st),
1. niet aan verandering onderhevig; steeds het- of dezelfde: een onveranderlijke grootheid; het was hun onveranderlijk voornemen dit te doen ; de onveranderlijke wetten der natuur;
2. bw., zonder verandering: die mijnheer spreekt eeuwig en onveranderlijk over die vervelende politiek; het weer bleef onveranderlijk mooi; — zonder zich af te laten leiden : onveranderlijk zijn gang gaan.