Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ontwijken

betekenis & definitie

(ontweek, heeft en is ontweken),

1. voor iets of iem. uit de weg gaan, om een botsing te voorkomen: de schepen waren te dicht bij elkaar om elkander te kunnen ontwijken en een aanvaring volgde.
2. voor iem. uit de weg gaan om hem niet te ontmoeten: het smartte hem als hij een zijner oud-leerlingen tegenkwam, die hem schuw scheen te ontwijken.
3. alle gelegenheid vermijden om met iem. of iets in aanraking te komen: na die gebeurtenis ontweken zij elkaar zo veel mogelijk; wij waren een mijmerend trio en ontweken het pad der mensen; iemands blik ontwijken.
4. trachten aan iets te ontkomen dat als een gevaar, een moeilijkheid gedacht wordt: de strijd ontwijken; nood is niet te ontwijken;

van vragen, antwoorden enz.: hij ontweek vooralsnog het geven van een stellig antwoord; een verklaring ontwijken.