Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onrecht

betekenis & definitie

o.,

1. in ten onrechte, zonder goede grond, verkeerdelijk of onbillijkerwijze: wie ten onrechte op zijn broeder toornig is; iem. ten onrechte betichten; je hebt dat ten onrechte geschrapt.
2. al wat onrechtvaardig of onbillijk is: bij de Heer onze God is geen onrecht; onrecht plegen; iem. onrecht doen, (ook) hem te kort doen; onrecht lijden; geen onrecht dat ooit recht zal zijn; — verongelijking, onrechtvaardige daad: een schreeuwend onrecht.