Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ongezond

betekenis & definitie

bn. bw.,

1. een slecht gestel hebbende, ziekelijk: hij is altijd ongezond geweest; een ongezonde kleur hebben, waaruit ziekelijkheid blijkt.
2. nadelig voor de gezondheid: een ongezonde lucht; sommigen houden het roken voor bepaald ongezond; verven met loodwit is ongezond; een ongezond beroep, waarin men licht ziek wordt; — bw., op een wijze die nadelig is voor de gezondheid: hij is onmatig en leett ongezond.
3. (fig.) nadelig voor iemands geestelijk welzijn: ongezonde lectuur.
4. (scheepsb.) van hout, een begin van verrotting of vervuring vertonende.