Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ongezellig

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. niet spraakzaam en vriendelijk in gezelschap: wat ben je van avond ongezellig, je zegt geen woord.
2. onbehaaglijk: 't is in die kamer erg koud en ongezellig; de borden in school zijn zo zwart en de tafels zo ongezellig.
3. onprettig: werkelijk zulke avondjes zijn niet ongezellig; als hij op dreef is, kan hij niet ongezellig vertellen.