(ondervraagde, ondervroeg, heeft ondervraagd),
1. (meest Zuidn.) iem. iets vragen, bep. om zich te laten inlichten: ik heb hem ondervraagd naar de redenen van zijn weigering ; — (overdr.) een ondervragende blik op iem. werpen ;
2. (fig.) zijn eigen hart, zichzelf ondervragen, zich rekenschap van iets trachten te geven;
3. iem. door hem vragen te stellen een onderzoek, een verhoor doen ondergaan: de Minister van Justitie heeft in mijn tegenwoordigheid de man ondervraagd ; iem. op een examen ondervragen.