Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onbepaald

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st).

1. niet begrensd, eindeloos uitgestrekt: de sterren, die flikkeren aan de on'bepaalde ruimte des hemels;
2. onbeperkt, zonder grenzen: een on'bepaalde vrijheid; voor on'bepaalde tijd vertrekken; on'bepaalde volmacht verlenen; in iem. een on'bepaald vertrouwen stellen; — (bw.) zonder een grens te bepalen: iets on'bepaald verlengen.
3. niet juist vastgesteld, onzeker, niet nauwkeurig aangewezen, in het onzekere gelaten: het uur van zijn komst is nog onbepaald'; zich on'bepaald uitdrukken;on'bepaald verlof, (mil.) vergunning om voor een niet bepaalde, min of meer lange tijd naar huis te gaan;
4. niet nauwkeurig omschreven, onzeker, twijfelachtig: een on'bepaald gevoel; on'bepaalde bewoordingen;
5. (spraakk.) on'bepaalde wijs, de naamwoordelijke vorm van het werkwoord, die de toestand of de handeling in ’t algemeen uitdrukt, zonder de persoon of het getal te bepalen; — on'bepaald voornaamwoord, dat niet een bepaalde persoon of een bepaalde zaak aanwijst, maar slechts een algemene aanduiding te kennen geeft; on'bepaald lidwoord, lidwoord dat te kennen geeft dat met het volgende substantief een niet-bepaalde zelfstandigheid wordt bedoeld.