Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omgeven

betekenis & definitie

I. (omgaf, heeft omgeven),

1. zich rondom de persoon of het voorwerp bevinden, ter betoning van eerbied, belangstelling enz.; talrijke ridders en edelknapen omgaven de vorst; treurende bloedverwanten omgaven het ziekbed;
2. (van zaken) iem. of iets aan alle kanten omringen, zich er om heen bevinden: een ruime mantel omgaf zijn kloeke gestalte; de binnenplaats was met hoge muren omgeven; — aanwezig doen zijn om: de wolken daalden lager en omgaven ons met nevel en regen ; van onstoff. zaken: de stilte, die ons omgaf, was volkomen ;

II. (gaf om, heeft omgegeven), rondgeven, volgens de rij aan allen geven: de kaarten omgeven.