Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ofschoon

betekenis & definitie

vw. ter inleiding van een zin die een gedachte behelst, welker mogelijkheid of werkelijkheid wordt erkend, doch die geen inbreuk maakt op de met haar strijdige hoofdgedachte: ofschoon ik mijn best doe, merk ik niet dat ik verder kom; — ook in elliptische zinnen: ofschoon nog jong, is hij rijp van verstand; je hebt het toch niet gedaan hoop ik ; ofschoon, er is niet veel aan verbeurd.