I. OER,
o., sterk ijzerhoudende grond, vaak zeer hard en samenhangend en geheel ondoordringbaar voor water ; onderscheiden in zandoer en jjzeroer.
II. OER... (Hd. ur-), voorvoegsel, eig. hetzelfde als ndl. oor-, b.v. in oorsprong. Gebruikt als aanduiding van iets dat oud, primitief, oorspronkelijk enz. is; later in verb. met bn. en bw. als krachtige versterking, b.v. oerkomisch, oersterk enz.