(<Gr.-Lat.), m. (oceanen),
1. de grote wereldzee, de uitgestrekte en samenhangende watermassa die het land van de aardbol omspoelt; — elk van haar onderdelen, welke in de aardrijkskunde als de Atlantische, Indische en Grote Oceaan bekend zijn;
2. de zee, vooral als vernielend element gedacht, tegen welker wateren niets bestand is : de duinen zijn een borstweer tegen de oceaan ; — (spr.) het is als een druppel in de oceaan, een niet noemenswaardige kleinigheid, die als in een onmetelijke massa verdwijnt;
3. (fig.) zee, grote massa: een oceaan van licht.