(<Fr.), bn. bw.,
1. geschiedend, aanknopend bij een bepaalde gelegenheid: occasioneel onderwijs; iets occasioneel behandelen; (taalk.) de occasionele betekenis van een woord, die gebonden is aan een bep. verband;
2. toevallig: dat is wel occasioneel,, dat ik je juist hier moet vinden (vgl. casueel).