I. OBJECTIEF'
(<Fr.), bn. bw. (...ver, -st),
1. zich bepalende tot de feiten, niet beïnvloed door eigen gevoel of door vooroordelen ; niet-subjectief: een objectief oordeel; de objectieve waarheid, de waarheid op zichzelf van een zaak; — een objectieve beschouwing; objectieve poëzie, die buiten het gemoed van de dichter omgaat, inz. verhalende en epische; 2. (bw.) voor zover het de feiten betreft: dat is objectief juist, maar voor het gevoel gaat het niet op.
II. OBJECTIEF'
o. (...tieven), lens of lenzenstelsel van een optisch instrument, het dichtst bij het voorwerp (object) gelegen.